Kredietbank Debat: Gemeenten Worstelen met Toekomstige Structuur

In een recent debat over de toekomst van de Gemeentelijke Kredietbank (GKB) kwamen verschillende zorgen en vragen naar voren over de mogelijke verzelfstandiging en herstructurering van de organisatie. De discussie draaide vooral om de juridische en financiële implicaties van een nieuwe opzet.

Politiekverslaggever Rijk de Bat

Tijdens het debat, dat werd geleid door de voorzitter, kwamen diverse raadsleden aan het woord. De heer Schaapok van de VVD opende de discussie met een vraag over de mogelijkheid van een nieuwe gemeenschappelijke regeling met de DVO-gemeenten. "Is er ook een scenario bekeken waarbij er een nieuwe gemeenschappelijke regeling wordt opgericht met de DVO-gemeenten?" vroeg hij. Het antwoord was dat een dergelijk specifiek scenario niet was onderzocht, maar dat een uitbreiding van de huidige regeling in feite neerkomt op het starten van een nieuwe regeling.

De heer Homan, eveneens van de VVD, uitte zijn zorgen over de dienstverlening naar de inwoners en de continuïteit van de kwaliteit. "De GKB staat al jaren bekend als een van de beste kredietbanken. Welke garanties zijn er dat dit in een nieuwe organisatie zo blijft?" vroeg hij. De reactie was dat de kwaliteit vooral in de medewerkers zit en dat deze geborgd blijft door jaarlijkse audits van de NVVK, de branchevereniging.

Een belangrijk punt van zorg was de overgang van medewerkers naar een nieuwe stichting. "Hoe garanderen we dat medewerkers met dezelfde rechten en plichten overgaan?" vroeg Homan. De discussie hierover werd onderbroken door een punt van orde van mevrouw Pornekamp, die pleitte voor een ordelijk verloop van de beantwoording.

De heer Santing bracht de juridische en financiële risico's ter sprake. "Hebben wij deze twee aspecten nou zo meteen in deze nieuwe situatie definitief getackeld?" vroeg hij. Het antwoord was bevestigend, mits gemeenten daadwerkelijk deelnemen aan de stichting zonder inkooprelatie, wat de juridische risico's zou minimaliseren.

Mevrouw Bornekamp van D66 vroeg zich af of de voorgestelde structuur uniek was in Nederland. Het antwoord was dat er wel vergelijkbare structuren bestaan, maar niet in combinatie met een GKB.

De heer Van de Brand van Leefbaar vroeg naar de verantwoordelijkheid voor tariefverhogingen, waarop werd geantwoord dat deze door de gemeenten worden gedragen.

Tot slot vroeg de heer Homan naar de betrokkenheid van de Raad bij de oprichting van de stichting. "Wanneer worden wij als Raad daarbij betrokken?" vroeg hij. Er zijn twee formele momenten: bij het geven van een zienswijze en bij de toestemming om de gemeenschappelijke regeling op te heffen.

Het debat eindigde met een voorstel om door te gaan naar de constaterende bespreking van het onderwerp, waarbij de VVD de discussiepunten verder zou uitwerken. Het is duidelijk dat er nog veel vragen en onzekerheden zijn over de toekomst van de GKB en de betrokken gemeenten.